ende xx ᨣ. [24] So wie die dinne saye coopt; hiene moet ghene
dinne saye doen weuen. er hi heft ghechesserd xl. daghe van te
copene saye. Diet dade; hi verburde. iij. lb. [25] Ende es te wetene; dat
elkerlijc die chesseren wille; van doen weuene om te copene saye. jof
van te copene saye om te doen weuene saye. dat hijt moet betoghen
20den deken ende den vinders; er sijn chesseren diet. [26] So wie die saye
doet weuen; hi moet legghen een enparich teken. jof doen legghen.
Die hier jeghen dade; hi verburde. ij. ᨣ. Dit mach die deken soeken
als hi wille. ¶ [27] So wat porter die sine lakene jof saye; send den
hambochts man te werkene; so wie dat hi si. entie hambochts man
25lochend van dien goede. die porter heft maght te houdene bi sinen
ede; sijn goed vp den hambochts man dar hi wet dat onder bleuen
es. ¶ [28] So wie die porters saye jof lakene te wets leghet. jof peneghe
dervp leend. jof vercochte dat sinen wllen loy niene heft. Dat mach
die porter halen om den seluen loon. die hire an verdient heft dieter
30leide metter wet. ¶ [29] So wat contente dat es; tusscen den porters
ende hambochters. datter drapenie toe behort dat sullen berechten
deken ende vinders. ¶ [30] So wat lakene dat ghemaect es ghelic den
saye; dat moet houden die cuere van den sayen. ¶ [31] Tesen sayen
salmen doen .i. pond boetra ende nemme. ende dat redenlic smout
35mede te wlne. Die hier jeghen dade; hi verburde. ij. ᨣ. Dit mach die
deken soeken als hi wille. ¶ [32] Die deken mach niemens goed
houden ouer andermans mesdaet. ¶ [33] Hen moet niemen saye doen
varwen; no ketel varwe. jn lakene no jn saye. sonder in garne. die sine
gheburdichede niene heft; ende sine lonsche hanze. Die hier jeghen
40dade; hi verburde dat laken jof dat say ende. iij. lb. Dit mach die deken
houden dar hit vind behouden elx mans rechte. ¶ [35] So wie die say
doet varwen die har teken niene hebben metten wardor ysere; hi
verburd v. ᨣ. hen si dat sake dat die porter dar houden bi sinen ede dat
bi hem niene ware. ¶ [36] So war somen say vonde van trenchen
45vergadert met lozen nade; hi verburd. l. lb. ende dat say. hiene vonde

367


1sijn warant diet dede; jof dar hise jeghen cochte. [37] Es dat sake dat
iemen trense cort jof saye. ende dan vergadert met losen nade; hi
verburd. l. lb. ende me salne bannen vte vlaendre. iij. jar. [38] Ende dies
bedraghen word est boetre est ander man. dat hi die saye jof trenche
5vergaderde met lozen nade. me salne bannen. ij. jaer vte vlaendre.
Ende die word bedraghen dat hise voud; me salne bannen .i. jar vte
vlaendre. Dit mach die deken soeken als hie wille. ¶ [39] So war somen
sticke van saye vonde. die niet ghetekend ware metten ysere vander
stede. dat stic es verburd ende dat dien sticke ghelijct. ¶ [40] So wie die
10say vercopt sonder haren loy; dat say es verburd. Dit mach die deken
soeken als hi wille. ¶ [41] So wat makelare die copt say jof trense sonder
haren loy. hi verburd xx ᨣ. Die copman diet copt hi verburd. xx. ᨣ.
hen si dat hi dar houden bi sinen ede; dat hi vander cuere niene wiste.
[42]So wat hambochts man die ter drapenie behord. die sijn werc
15liete ligghen; jofte anderman verbode sijn werc tedoene; me salne
bannen vte vlaendren .i. jar. ende als hi weder comt; es hi in boeten
van. xx. ᨣ.[43] So wie die beide doet onder weuers jof onder wlres.
jof onder scerres. hen ware bi orloue van borghemeisters & van
scepenen. dier jeghen dade; hi verburde. v. lb. [44] So wie die deken
20jof vinders wederseght dar si ints graven dienste sijn & in der stede.
hi verburd. v. ᨣ. jeghen den deken. ende jeghen elken vinder v. ᨣ. die
dar te jeghen worden es. kalengiermenne voetstaens. ¶ [45] So wien dien
die deken daghet met sinen vinders & hire niene comt hi verburet. xij.
ᨭ. hem ne lette sin. ¶ [46] So wie die valscede doet in saye. & his
25verwonnen worde van vinders vor scepenen. die say sijn verburd. & hi
sal chesseren .i. jar van alle wlle werke. ¶ [47] So wie die garen wille
copen; hi moet copen van sinte bamesse tote vastenauonde ter darder
scelle. & van vastenauonde tote sinte bamesse ter ander scelle diemen
lud sinte saluators. Die hier ieghen dade hi verburde. ij. ᨣ.[48] So wie
30die sijn hand slaet an garne buter garenmarct. vp die. iij. marct daghe
hi verburd. ij. ᨣ.[49] So wie die garen brinct ter venten dat onderhaspt
es iof verkamet dats verburd. [50] So wie die garen coopt met
anders iemen dan met sinen brod aten jof met venotscepe. hi verburd
. v. ᨣ. Ende vinders moghen nemen so wienso si willen dese cuere te
35soekene vp die marct. ¶ [51] So wat saye in so wat steden dat ghemaect
es; ende vinders vinden sonder loie; dat salmen houden. es dat sake dat
iemen kalengierd; dat say moet wederkeren ter stede dar tghemaect
was zijn vonnesse te ghedoghene. [1] Anno domini M'ho. CC'ho lx'ho. was
ghemaect. i. cuere te lammins van den stene jn den bongard bi den
40baeliv & bi scepennen. Dat weuers van brugghe die willen doen weuen
met me dan met .i. ywande hi moet doen weuen met .i. ouden ghewande
ende met .i. niewen. [2] Die met. ij. ywande dade weuen ten ne ware
niewe hi verburde. x. lb. ende me salne bannen. vi. jar vte vlaendre. [3]
So wat porter die met me dan met. iiij. ywande dade weuen. hi magh
45doen maken also vele niewe ywande als hi wille te sire orbare; war dat
sake dat iemen wilde verbieden hi verburde x. lb. & me salne bannen

368


1. vi. jar vte vlaendren [4] war dat sake dat enigh weuer wederseide te
weuene vp die niewe ywande; om den seluen loon dat si sijn ghewone
te werkene vp die oude ywande. hi verburde x lb. & me salne bannen
. vi. jar vte vlaendre. [5] Dit sullen onderzoeken & jugeren; Die gone die
5scepennen goed dinken. [6] Teken van desen vorseiden sayen dat moet
wesen inghenayt; datmen bringht in die alle te besiene. Om dat

About this document

Basic information

Title Corp.I, 0201C, Brugge, 1 augustus 1277
Subtitle Ambtelijke teksten
Author
Genre prose
Subgenre history, legal/administrative document
Fictionality non-fiction
Authenticity copy

Date

Date text witness 1301-1325
Date text 1277-1277

Localization

Localization witness West-Vlaanderen, Brugge, H036p
Localization text Brugge, H036p

Edition

Title Corpus van Middelnederlandse teksten I
Subtitle Ambtelijke teksten
Editor Maurits Gysseling, Willy Pijnenburg
Volume
pp. 364-369
Document ID 0201C
Published Martinus Nijhoff, INT, 's-Gravenhage, 1977

Corpus

Corpus Corpus Gysseling
Subtitle Een verzameling van alle dertiende-eeuwse teksten die als bronnenmateriaal hebben gediend voor het Vroegmiddelnederlands Woordenboek
URL http://gysseling.corpus.taalbanknederlands.inl.nl/gysseling/page/search
Publisher INT
Publication date 1999

Editorial comments

(Cf. also Source description in the Dictionary of early middle Dutch)

Signatuur: Brugge, Stadsarchief, fonds Ambachten, oorkonde nr. 353

Keur van de lakennijverheid te Brugge

A, AA en AB. Originelen of gelijktijdige afschriften: Brugge, Stadsarchief, fonds Ambachten, ongenummerde rollen. Drie perkamenten rollen van dezelfde hand. A (H 765, B 290 mm), op r° en v° beschreven en door muizen beschadigd, bevat de dunne saaien (r°), dikke saaien, dikke-saaivolders en gistelsaaien (v°). AA (H 875, B 345 mm) bevat dezelfde keuren als A v°. AB (twee aan elkaar gelijmde vellen, H 455 + 880, B 330 mm), door muizen beschadigd, bevat de volders, witscheerders, raamscheerders en ververs.

B. Omwerking (1278 nov. 1 ?): Brugge, Stadsarchief, fonds Ambachten, oorkonde nr. 358. Perkamenten rol (H 610, B 252 mm), door muizen beschadigd, bevat de keur van de witscheerders.

C. Afschrift (1e kwart 14e eeuw): Brugge, Stadsarchief, fonds Ambachten, oorkonde nr. 353. Perkamenten katern bestaande uit 4 dubbele bladen (H 185 à 195, B 125 à 130 mm, bladspiegel H 135, B 90 mm), bevat de dunne saaien, de witscheerders en de weverskeur van 1260.

Uitg.: L. Gilliodts-Van Severen, Inventaire diplomatique des archives de l'ancienne école Bogarde à Bruges, Introduction, Bruges 1899, 233–245.- Espinas et Pirenne, Recueil, I, 347–362, nr. 137 en IV, 2–5, nr. 912–913.- H. Pirenne, Le plus ancien règlement de la draperie brugeoise (Bulletin de la Commission Royale d'Histoire 80, 1911, 363–367). Bij Espinas-Pirenne heet B C en C B.

Blijkens de schriftkenmerken lijkt eerst AB bovenste vel te zijn geschreven, zoniet A r° en bovenaan v°. Daarna AB onderste vel en AA. Vervolgens werden A v° en AA gelijklopend aangevuld. Daar het laatst geschreven stuk (gistelsaaien, A v° en AA) gedateerd is 1277 aug. 1, zijn A, AA en AB denkelijk in hun geheel omstreeks deze datum ontstaan. Hoewel het bovenste en het onderste vel van AB niet op hetzelfde ogenblik geschreven werden, moeten beide toch van meet af aan bij elkaar gehoord hebben, daar de interlineaire toevoegingen van één en dezelfde hand zijn; ze zijn daarenboven even breed en ook de muizegaten passen bij elkaar.

B moet iets jonger zijn dan de groep A, daar in de tekst een bepaling opgenomen is (§ 4, tweede zin), waarvan de strekking gelijklopend is met een interlineaire toevoeging in AB (zie noot al).

De witscheerderskeur in C gaat niet terug op AB, doch op B. De datum 1278 nov. 1, waarmede C aanvangt, is dus waarschijnlijk overgenomen uit een verloren rol van de groep B die de keur van de dunne saaien bevatte. Het is bijgevolg waarschijnlijk dat de genoemde datum die van de versie B is.

C schreef ook de weverskeur van 1260 over. De laatse bepaling hierin (§ 7) is identiek met een jongere toevoeging onder aan AA (zie noot ad). Deze bepaling is bijgevolg jonger dan 1 aug. 1277; wellicht is ze gelijktijdig met versie B (1278). Bijgevolg heeft C de weverskeur van 1260 overgeschreven hetzij naar het origineel, waarin, denkelijk in 1278, deze bepaling toegevoegd was, hetzij naar een afschrift behorend tot de groep B.